Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja, en Mahath, en Benaja, waren opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door het bevel van den koning Jehizkia en van Azaria, den [34]overste van het huis Gods. 34. Of, voorganger; dat is, den overpriester, boven, vs.10.